Dubravka Ugrešić – De vos

Deze nieuwe essays van Dubravka Ugrešić verenigen in zich de poëtische eigenschappen van een literaire tekst en de compactheid van een wetenschappelijk vertoog. Vanuit een soms anekdotische inleiding – zoals over de muskusrat in deel 3 – wordt slim overgegaan naar het eigenlijke onderwerp. Alle delen zijn in de ik-vorm geschreven, maar dat wil nog niet zeggen dat elke episode waarover de vertelster een herinnering ophaalt ook waar is gebeurd. Mocht de lezer dat in eerste instantie wel denken, dan is dat een bewijs dat we te maken hebben met een intrigerende en geloofwaardige combinatie van fictie en non-fictie. De stukken zijn zeer onderhoudend en informatief geschreven, met een minimum aan voetnoten en alles binnen de juiste proporties.   

Door het hele boek heen zijn enkele vaste thema’s aan te wijzen, waarvan sommige ook in haar eerdere werken voorkomen. Zoals de vraag waar ze zich na het verlies van haar vaderland en haar wetenschappelijke loopbaan aldaar als persoon, als schrijfster en als wetenschapster thuis kan voelen. En of ze op termijn meer zal blijken dan een voetnoot met een š en een ć in haar naam. Nauw daarmee verbonden is het thema van haar land vroeger en nu, en van de politieke ontwikkelingen die er plaatsvinden. En natuurlijk is daar de vraag in hoeverre de mensen bepaalde gebeurtenissen willen onthouden of juist liever wensen te vergeten. Een andere rode draad is de relatie van de vertelster met haar inmiddels overleden moeder en haar lang geleden gestorven vader.

Een nieuw element is de literaire reconstructie. Zo wordt in het eerste deel, Verhaal over hoe verhalen ontstaan, gezocht naar de Japans-Russische context waarbinnen het gelijknamige verhaal van de Russische schrijver Boris Pilnjak (In het Russisch: Rasskaz o tom, kak sozdajutsja rasskazy) tot stand kwam. Pilnjaks verhaal is op zich al een gedeeltelijk fictief relaas over de lotgevallen van een Russisch meisje dat met een Japanse officier trouwt, waar de verteller bij de Tempel van de Vos voor het eerst over hoort. Dubravka Ugrešić bouwt om dat verhaal heen als een tweede ‘schil’ een verdere reconstructie op. Daarbij wordt verwezen naar de roman Naomi van de Japanse schrijver Junichiro Tanazaki. Verder maken we kennis met enkele details uit het leven van Boris Pilnjak en met de tijd waarin hij leefde en – helaas – in 1938 door de terreur van Stalin aan zijn einde kwam.

Reconstructie is ook een centraal thema in het tweede en vierde deel, met bijzondere aandacht voor Boris (Dojvber) Levin, een Russische schrijver die behoorde tot de groep OBERIU (Ob”edinenie real’nogo iskusstva – Genootschap voor reële kunst), eind jaren ’20. Wie naar iets meer informatie over hem zoekt, treft zijn naam vooral als terloops vermeld aan in een rijtje van leden, deelnemers dan wel aanwezigen, betrokken bij een manifestatie of bijeenkomst, en ook zijn werk – waaronder de roman waarnaar in de titel van het eerste hoofdstuk van deel vier wordt verwezen – wordt veelal indirect genoemd. De reconstructie rond zijn bestaan geschiedt in het tweede deel via de Weduwe (met een hoofdletter!) van de schrijver, en in het vierde deel via mevrouw Ferris – de echtgenote van een Britse hoogleraar, maar tevens Levins biografe.

Het tweede hoofdstuk van dit deel, Little Miss Footnote, staat een beetje apart, het gaat over Dorothy Leuthold, die als secretaresse een bescheiden rol in het leven van Vladimir en Vera Nabokov speelde en als een eeuwige voetnoot de geschiedenis is ingegaan.  

Het derde deel begint met een inleiding over de muskusrat, die volgens Indiaanse legenden een bijdrage leverde aan het ontstaan van de wereld en rond 1900 om zijn bont in Europa werd ingevoerd, waarna hij in Nederland een bedreiging voor de dijken vormt. Een Nederlandse schrijfster ontleedde een dode muskusrat ten behoeve van haar roman en verwerkte de bruikbare restanten in een ovengerecht – een adequate probleemoplossing! De vertelster vraag zich af wanneer zij iets dergelijks zal kunnen met haar eigen, figuurlijke rat – dat knagende gevoel van onzekerheid over wat een vrouw in de literatuur kan bereiken, en in welke genres, en over hoe ze met haar eigen verleden en haar geboorteland in het reine kan komen. Een deel van het verhaal speelt in het dorpje Kuruzovac, waar ze een huisje blijkt te hebben geërfd dat wordt beheerd door Bojan, ooit werkzaam als advocaat. Ze bespreken met elkaar het verleden en de manier waarop dat afsteekt tegen de tijd van nu. Tegenwoordig werkt Bojan bij de mijnopruimingsdienst – wat hem uiteindelijk fataal wordt. De vraag rijst of er misschien sprake is van een soort zelfmoord – suicide by landmine… .

De titel van het vijfde deel is ontleend aan het Bulgaarse liedje Ovdovjala lisičkataDe vos werd weduwe. Daarin probeert een vosje na het verlies van haar man haar jongen te verzorgen, maar ze zijn gedoemd te eindigen als buit in de tas van een jager of als een bontje om de hals van een adellijke dame. Een metafoor van het schrijversbestaan…

In dit hoofdstuk zien we twee belangrijke, elkaar evenwichtig afwisselende thema’s: het contact tussen de schrijfster en haar twaalfjarige nichtje, met wie ze een innige band heeft, en – eens te meer – de positie van de schrijver in het algemene culturele en politieke landschap: als auteur, als docent tijdens workshops of als spreekster bij  literaire bijeenkomsten. Een van haar workshops vindt plaats bij een in Turijn gevestigde schrijversschool die is genoemd naar Holden Caulfield, de hoofdpersoon van Salingers boek The Catcher in the Rye (De vanger in het graan). Het is een ‘dure ambachtsschool’ waar de cursisten iets leren wat je niet zomaar leren kan: een literaire tekst schrijven, omdat je daar nu eenmaal ook de lezer voor nodig hebt. Dat begrijpt zelfs haar nichtje, die de ‘klassieken’ uit de sprookjesliteratuur nog moet leren kennen en naar analogie met Tafeltje dek je, ezeltje strek je vraagt of een verhaal ook zichzelf kan schrijven: Verhaaltje, dek je… zegt ze in plaats van het blijkbaar onmogelijke Verhaaltje, vertel je. De hoofdstukjes over de geestelijke ontwikkeling van het nichtje (dat al jong haar moeder verloor) zijn even ontroerend als de talrijke fragmenten die de vertelster in dit en voorgaande boeken over haar moeder schreef.

In veel culturen wordt de vos gezien als een vrouwelijke figuur, soms als een vertelster in de stijl van Sheherazade. In het algemeen echter is de vos is niet geliefd; het dier is niet echt mooi en ook geen gevreesde rover. Hij moet het hebben van kunstjes en vat de kortstondige bewondering die hij daarvoor oogst op als liefde. Maar in wezen is hij door zijn aard gedoemd tot eenzaamheid, tot een bestaan als een vervolgd en opgejaagd dier. Hier komen we weer bij Pilnjak, die in zijn verhaal besluit met de woorden: ‘Het is niet aan mij om over de mensen te oordelen. Mijn taak is om na te denken – over alles, en in het bijzonder over hoe verhalen ontstaan. De vos is de godheid van sluwheid en verraad; als zijn ziel zich vestigt in een mens, dan is het geslacht van deze mens vervloekt. De vos is de god van de schrijvers!’

Het boek kwam in 2018 op de longlist van de Europese Literatuurprijs.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *