Drago Jančar

In janjuari 2018 verscheen bij Querido de door mij vertaalde roman Die nacht zag ik haar van de Sloveens auteur Drago Jančar.

De roman beschrijft de lotgevallen in de jaren 1937-1944 van Veronika Zarnik, een vrouw van goede komaf uit Ljubljana, die was getrouwd met de industrieel Leo Zarnik en in januari 1944 samen met hem spoorloos verdween. In elk van de vijf hoofdstukken van dit boek is iemand aan het woord die betrokken was bij wat er met haar gebeurde. Niemand beschikt over alle informatie die nodig is om daarvan een compleet beeld te geven, maar wie hun verhalen vergelijkt, kan reconstrueren wat er plaatsvond in de jaren waarin Slovenië behoorde tot het Koninkrijk Joegoslavië, vervolgens door Italië en Duitsland werd bezet, dan geheel onder Duits bestuur kwam en na 1945 deel uitmaakte van de naar Sovjetmodel opgezette Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië.

De roman beschrijft de lotgevallen in de jaren 1937-1944 van Veronika Zarnik, een vrouw van goede komaf uit Ljubljana, die was getrouwd met de industrieel Leo Zarnik en in januari 1944 samen met hem spoorloos verdween. In elk van de vijf hoofdstukken van dit boek is iemand aan het woord die betrokken was bij wat er met haar gebeurde. Niemand beschikt over alle informatie die nodig is om daarvan een compleet beeld te geven, maar wie hun verhalen vergelijkt, kan reconstrueren wat er plaatsvond in de jaren waarin Slovenië behoorde tot het Koninkrijk Joegoslavië, vervolgens door Italië en Duitsland werd bezet, dan geheel onder Duits bestuur kwam en na 1945 deel uitmaakte van de naar Sovjetmodel opgezette Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië.

De eerste verteller is de uit Servië afkomstige Stevan (Stevo) Radovanović, vóór de Tweede Wereldoorlog majoor van de cavalerie in het koninkrijk Joegoslavië. Hij is in 1945 uitgeweken voor de partizanen van Tito en zit in een opvangkamp aan de grens tussen Italië en Joegoslavië. Op een nacht ziet hij Veronika levensecht voor zich (de titel Die nacht zag ik haar is tevens de eerste zin van de roman), en dat brengt een reeks herinneringen op gang. Stevo krijgt in 1937 van zijn superieur opdracht om Leo’s vrouw Veronika paardrijlessen te geven. Hij maakt kennis met haar bijzondere eigenschappen en talenten en er ontstaat een liefdesrelatie die Veronika ertoe brengt bij haar man weg te gaan en Stevo na diens overplaatsing naar het Servische stadje Vranje te vergezellen. Als Stevo in 1938 weer naar Slovenië wordt overgeplaatst, maar nu naar Maribor, weet Veronika’s moeder te zorgen dat ze teruggaat naar haar man, die een landhuis heeft gekocht waar ze zelf ook woont. Stevo hoorde in 1944 dat Veronika en Leo zijn verdwenen. In gedachten vertelt hij haar nu wat hem de laatste jaren is overkomen.

In hoofdstuk 2 vraagt Veronika’s moeder zich af hoe het zou zijn gelopen als Veronika bij Stevo was gebleven. Ze praat in gedachten tegen haar overleden man Peter. Ze woont in een eenvoudig appartementje in een voorstad van Ljubljana. Er wordt op straat gemarcheerd. Het landhuis waar ze met Leo en Veronika woonde, werd kort na hun verdwijning door de partizanen gevorderd. Ze denkt aan alle poëzie- en concertavonden, de feeërieke natuur en Veronika’s tweede huwelijksplechtigheid, met veel mooie gedichten. Peter probeert haar gerust te stellen: op een dag zal ze weer met Leo verschijnen. Leo’s broer Filip stelt voor een brief te schrijven aan de Duitse arts Horst Hubmayer uit München, die vaak op het landhuis kwam. Zou hij iets weten?

Deze arts, aan het woord in hoofdstuk 3, was in Rusland gewond geraakt en daarna naar Slovenië overgeplaatst. Hij ontvangt een brief waarin wordt geïnformeerd naar het lot van Veronika en Leo Zarnik. Hij leerde Veronika kennen toen ze met de auto naar zijn praktijk kwam met haar klusjesman Ivan Jeranek en zijn zieke verloofde, die blindedarmontsteking bleek te hebben en door hem werd geopereerd. Kort daarna werd Ivan door de Gestapo opgepakt, maar op verzoek van Veronika wist hij hem vrij te krijgen. Hij herinnert zich Veronika als een gevoelige, bijzondere  vrouw. Aan het slot van de brief wordt gesuggereerd dat de sociale contacten tussen Leo’s gezin en enkele Duitse officieren (onder wie Horst) misschien een noodlottige rol hebben gespeeld. Zijn Leo en Veronika daarom in januari 1944 door de partizanen meegenomen en wellicht vermoord? En dat terwijl Leo zelf ook de partizanen steunde? Hij weet niet bij wie hij nu nog navraag kan doen en verbrandt uiteindelijk de brief.

De vertelster in het vierde hoofdstuk is Joži, die in het landhuis van Leo en Veronika werkte. Zij beschrijft de januarinacht in 1944, toen de partizanen het huis binnendrongen, alles doorzochten en Leo en Veronika meenamen. Tot de partizanen behoort Ivan Jeranek. Ineens begrijpt ze waarom hij sinds een jaar zulke rare en lelijke dingen zei over Veronika en Leo, die hem toch goed behandelden. Wat was er toch in hem gevaren? Om het in hedendaagse termen te zeggen: hij lijkt te zijn geradicaliseerd…  Veronika ziet nog kans om aan Joži te vragen om goed te zorgen voor haar moeder, die met haar foto’s en herinneringen op haar kamer zit. Joži weet de oude vrouw onkundig te houden van wat zich in het huis afspeelt. Intussen trekt de kolonne met Leo en Veronika de bergen in. Ze komen niet meer terug. Veronika’s moeder blijft echter hopen. Het valt Joži op dat ze dikwijls tegen haar overleden man Peter praat.

Het laatste hoofdstuk, verteld door Ivan Jeranek, begint met de begrafenis van zijn strijdmakker Janko Kralj. Als Janko rond 1990 zijn einde voelt naderen, praat hij met Ivan over de gebeurtenissen bij het huis van Zarnik in 1944. Janko was al vóór de oorlog vrij rancuneus naar gegoede mensen als Veronika en Leo. Tegelijk waren beide jongemannen gecharmeerd van Veronika, die, zoals Ivan wist, ooit iets had met een Servische officier. We zijn getuige van een soort haat-liefdeverhouding, bij Ivan gecombineerd met een minderwaardigheidscomplex.

Op een avond verschijnt Janko in partizanenuniform bij Ivan. Hij draagt hem op bij de familie Zarnik te spioneren en zijn bevindingen te melden.   Na enige tijd wordt Ivan door de Duitsers gearresteerd. Na enige tijd wordt hij onverwacht vrijgelaten. Hij weet niet dat dokter Hubmayer en Veronika daar de hand in hadden. Ivan blijft twijfelen aan het echtpaar Zarnik en meldt al hun werkelijke of vermeende contacten met Duitse officieren aan zijn contactpersoon.

Op een januariavond in 1944 wordt het echtpaar meegenomen naar een jagershut in de bergen. Daar wordt eerst Leo verhoord, en dan Veronika. Hun schuld staat bij voorbaat vast: Leo is een Duitse agent en Veronika een Gestapo-hoer. Hun hulp aan de partizanen is maar schijn! Ivan ziet en hoort met afgrijzen hoe de ondervraging steeds meer escaleert. Het blijft onduidelijk hoe het met Veronika afloopt, maar gaandeweg sijpelt er informatie door die het ergste doet vermoeden…

De machtsovername door de partizanen in naoorlogs Joegoslavië is een bij verschillende auteurs, zoals Lojze Kovačič en Dragan Velikić, voorkomend thema, en lijkt op wat er gebeurt als zich in een land een fundamentalistisch regime vestigt. Heethoofden adopteren een religie of ideologie (islam of marxisme-leninisme), maken zich meester van wet- en regelgeving, terroriseren met een grote mond en grof geweld hun omgeving en rekenen af met alle oude waarden en instellingen, en wee degene die het daarmee niet eens is.

Wie kijkt naar de jonge mannen op de foto bij de bespreking van de film Timbuktu van Abderrahmane Sissako in de Volkskrant-bijlage Sir Edmund van 20 mei 2017 (p. 70-71), kan zich enigszins een voorstelling maken van hoe het moet zijn geweest om een paar zelfbenoemde ‘kameraden’ en ‘commissarissen’ aan je voordeur te zien verschijnen.